Een eiland in de oceaan van weblogs

Tag: eten (pagina 1 van 1)

3 lente- of bosuitjes

Maak de lente- of bosuitjes schoon en snijd ze in stukjes van 3 cm.

Dat zei het pakje van Thaise Kip Siam (van de Knorr).

Al minstens 3-4-5 keer eerder had ik dit gerecht gemaakt, maar elke keer weer sta ik weer gebogen over de tros bosuitjes en vraag me af hoe je in g*dsnaam die dingen schoonmaakt.
Ze lijken op prei – maar hoe maak je ook alweer prei schoon? Je gebruikt toch altijd alleen maar de kleine harde stengel en gooit die lange bladeren weg? Maar die stengels zijn zo heel erg kort bij bosuitjes.

Maar ik snij de korte kleine stengels van de bosuitjes dus en gooi de bladeren weg. Misschien moet het wel niet zo, maar ja… in geen van m’n twee kookboeken staat überhaupt iets over bosuitjes. En ben te lui om het te gaan opzoeken op internet. Ook helemaal geen tijd voor, want de rijst staat te koken.

En er is nog een vraag die elke keer weer door m’n hoofd blijft spoken: 3 cm, hoeveel is dat ongeveer? Ik hou m’n wijsvinger en duim iets van elkaar en denk: “Nee, dat is 1 cm. Toch?”

Zo blijft koken toch spannend en uitdagend. Kan het natuurlijk gaan uitzoeken, dan weet ik het allemaal zeker. Maar ja, dan is er ook geen lol meer aan.

Nu is het elke keer spannend of het wel gaat smaken, want ik weet niet zeker of ik nou de goede kant van de bosuitjes gebruikt heb… en of ze wel lang/kort genoeg zijn gesneden.

Moeders instinct

Wat ga ik vanavond eten?

Dit? Nee, dat heb ik laatst nog gegeten.

Dat dan? Nee, ook net nog gegeten.

Misschien is dat dan een optie? Nee, niet zo’n zin in.

Mmm… maar dan toch maar patatje halen? Of dan toch pizza?

Als je een tijdje op jezelf woont, dan herken je dit wel – hoop ik. Kan me niet voorstellen dat ik de enige ben met dit probleem. Elke keer als ik in de supermarkt loop is het weer hetzelfde verhaal. Wat gaan we eten?

Vroeger was het veel makkelijker. Toen je moeder nog bepaalde wat er gegeten werd.
Als je thuiskwam was dan ook standaard de vraag: “Mam, wat eten we?”. En elke avond stond er een ander, gezond en gevarieerd gerecht op tafel. En je kon gewoon roepen dat je het niet lekker vond of dat je liever patat of pannenkoeken had – of wat dan ook. Dat was pas makkelijk.

Maar hoe doen moeders dat toch?
Hebben ze een eigen moeder-kookboek? Of een moeder instinct waarmee ze gewoon elke dag wakker worden met het menu van de dag in hun hoofd?

Misschien moet ik mijn moeder maar vragen of ze me elke ochtend wil sms-en wat ze ’s avonds gaat eten, dan weet ik dat ook. Heb ik tenminste een gezond en gevarieerd alternatief, mocht ik weer eens niet weten wat te moeten eten.

Maar dan loop ik wel het risico dat ik weer terug ga sms-en: “blerh, dat lust ik niet!”

Dronkenmanspraat

“Heej!”

“Heej! …”

“Heb jij ook een pistoletje hete kip?”

Dat riep een wildvreemde man me gister toe terwijl ik m’n patatje oorlog zat te eten in de snackbar.

Het begon een paar minuten eerder tijdens het bestellen.
Voor me stond een man leunend op de toonbank in zijn portomonee te grabbelen. Zoekend naar 40 cent om z’n bestelling te betalen hield hij elk muntje tussen duim en wijsvinger omhoog – net als wanneer je een dia tegen het licht inhoud om te bekijken. En daarna stopte hij elk muntje weer afkeurend terug in zijn portomonee.

Na een paar pogingen had hij genoeg van z’n gezoek en kreeg de snackbarjongen 70 cent toegeschoven, onder het mom van “Ik geef wel fooi” . En toen was ik aan de beurt, hij draaide zich naar mij om en vroeg “Sorry man, je hebt toch geen haast he?”

Ik maakte de fout om serieus te reageren. Voornamelijk omdat ik hem even het voordeel gaf van de twijfel. Misschien was hij wel niet goed bij z’n hoofd en was het lullig om hem te negeren. Maar toen hij met dubbele tong en rode wazige oogjes tegen me begon te wauwelen, was het duidelijk. Hij was dronken. En niet zo’n klein beetje ook.

Nadat ik m’n patatje oorlog had besteld (“neem je dan met Irak of met Koeweit?”) en was gaan zitten om het op te eten, begon hij dus vanaf een ander tafeltje tegen me te roepen.

Of ik ook een pistoletje hete kip had.
En of ik die-daaro ook een mooie vrouw vond.
En of mijn milkshake aardbeien- of vanille-smaak was. Ik reageerde op dat laatste met een korte “Ja”, waarop hij dus in zichzelf mompelde “Ah, hij heeft vanille-smaak”.

Toen besloot ik dat de beste oplossing toch maar negeren was. Starend naar m’n tafel liet ik zijn “Heej! Heej! Heej!”-geroep aan mij voorbij gaan en at ik ‘rustig’ mijn patatje. Ik reageerde niet meer en hij besloot zich te richten op andere mensen in de snackbar.

Maar nu vraag ik me toch af, wat had ik anders moeten doen dan negeren? Had hem eigenlijk gewoon direct willen zeggen dat hij anderen niet lastig moet vallen. Als hij zo nodig niet van de drank af kan blijven, prima, moet hij zelf weten. Maar val mij er niet mee lastig. Denk alleen niet dat hij zich daar iets van aangetrokken had.

Uiteindelijk ben ik hem wel ’n beetje dankbaar; dankzij hem heb ik nu wel weer iets meegemaakt. Maar denk toch dat het iets aangenamer eet als er geen dronken vent tegen je aan zit te lullen.