“Heej!”

“Heej! …”

“Heb jij ook een pistoletje hete kip?”

Dat riep een wildvreemde man me gister toe terwijl ik m’n patatje oorlog zat te eten in de snackbar.

Het begon een paar minuten eerder tijdens het bestellen.
Voor me stond een man leunend op de toonbank in zijn portomonee te grabbelen. Zoekend naar 40 cent om z’n bestelling te betalen hield hij elk muntje tussen duim en wijsvinger omhoog – net als wanneer je een dia tegen het licht inhoud om te bekijken. En daarna stopte hij elk muntje weer afkeurend terug in zijn portomonee.

Na een paar pogingen had hij genoeg van z’n gezoek en kreeg de snackbarjongen 70 cent toegeschoven, onder het mom van “Ik geef wel fooi” . En toen was ik aan de beurt, hij draaide zich naar mij om en vroeg “Sorry man, je hebt toch geen haast he?”

Ik maakte de fout om serieus te reageren. Voornamelijk omdat ik hem even het voordeel gaf van de twijfel. Misschien was hij wel niet goed bij z’n hoofd en was het lullig om hem te negeren. Maar toen hij met dubbele tong en rode wazige oogjes tegen me begon te wauwelen, was het duidelijk. Hij was dronken. En niet zo’n klein beetje ook.

Nadat ik m’n patatje oorlog had besteld (“neem je dan met Irak of met Koeweit?”) en was gaan zitten om het op te eten, begon hij dus vanaf een ander tafeltje tegen me te roepen.

Of ik ook een pistoletje hete kip had.
En of ik die-daaro ook een mooie vrouw vond.
En of mijn milkshake aardbeien- of vanille-smaak was. Ik reageerde op dat laatste met een korte “Ja”, waarop hij dus in zichzelf mompelde “Ah, hij heeft vanille-smaak”.

Toen besloot ik dat de beste oplossing toch maar negeren was. Starend naar m’n tafel liet ik zijn “Heej! Heej! Heej!”-geroep aan mij voorbij gaan en at ik ‘rustig’ mijn patatje. Ik reageerde niet meer en hij besloot zich te richten op andere mensen in de snackbar.

Maar nu vraag ik me toch af, wat had ik anders moeten doen dan negeren? Had hem eigenlijk gewoon direct willen zeggen dat hij anderen niet lastig moet vallen. Als hij zo nodig niet van de drank af kan blijven, prima, moet hij zelf weten. Maar val mij er niet mee lastig. Denk alleen niet dat hij zich daar iets van aangetrokken had.

Uiteindelijk ben ik hem wel ’n beetje dankbaar; dankzij hem heb ik nu wel weer iets meegemaakt. Maar denk toch dat het iets aangenamer eet als er geen dronken vent tegen je aan zit te lullen.